In mijn jeugd heb ik mijn vader wel eens gevraagd waarom wij eigenlijk nooit op vakantie gingen naar een bergachtig land. Hij antwoordde dat hij zich dan ‘opgesloten‘ voelde. Hij hield nu eenmaal niet van de bergen, maar meer van het vlakke, open, landschap. ‘Dan kun je tenminste ver kijken, en benieuwd zijn wat er achter die horizon ligt‘, vond hij. Godfried Bomans bevestigt dat gevoel in zijn bundel “Noten Kraken” (1961): “Onze bodem is vlak, wij kennen geen bergen en dalen. Maar wij verdragen ze ook niet.“
Uit de literatuur blijkt dat de meeste mensen een voorkeur hebben voor het open landschap (high prospect landscapes), terwijl de gesloten landschappen (high refuge landscapes) vaker als neutraal of zelfs negatief worden ervaren. Een open landschap geeft de gebruiker een mooi overzicht over het gehele landschap, terwijl een gesloten landschap, zoals een bos zonder open plekken, theoretisch meer geborgenheid geeft, de gebruiker krijgt daardoor mogelijk een veiliger gevoel.
Nu is ons Nederlandse landschap bij uitstek geschikt om ver te kijken, om vergezichten te maken. Maar ik vind het zo af en toe ook een saai en kunstmatig landschap…?! Ik wordt zelf altijd heel enthousiast van meer dynamiek in het landschap, zoals glooiende heuvels, hoge bergtoppen, diepe ravijnen, zelfs kloven met snelstromende rivieren, of juist het serene wateroppervlak van een meer tijdens windstilte, of juist weer overweldigende watervallen of gewoon boomrijke landschappen met veel natuur. Ik zou zeggen kies zelf maar….
















